Inloggen

Wachtwoord vergeten? Klik hier >
WAT VEROORZAAKT AIDS?

Door: Rhythm | Datum: 25-07-2009 | Laatst gewijzigd: 20-09-2010 | Gezondheid

Gerelateerd:

Publicaties van gezaghebbende artsen dat Hiv geen Aids veroorzaakt  worden al jaren weggehouden van het grote publiek

De gevestigde medische orde vs. de waarheid


Demografische kenmerken van HIV: hoe verspreidde HIV zich?

Just look at us. Everything is backwards. Everything is upside-down

Out of control: AIDS and the corruption of medical science

www.gnhealth.com/doubters_list.html

www.virusmythe.com


House of Numbers (video), een beschrijving van de P.R.-fraude achter de marketing van aids.




WAT VEROORZAAKT AIDS?

 


Dat is een Open Vraag

Door Charles A. Thomas Jr., Kary B. Mullis, & Phillip E. Johnson

Reason, juni 1994

 

De meeste mensen denken te weten wat AIDS veroorzaakt. Al tien jaar lang verkondigen wetenschappers, overheidsfunctionarissen, medici, journalisten, overheidsmededelingen, Tv-shows en films dat AIDS wordt veroorzaakt door een retrovirus dat HIV wordt genoemd. Dit virus zou de 'T-cellen' (afweercellen) in het immuunsysteem infecteren en doden, met als gevolg een onvermijdbaar fatale afwijking in het afweersysteem (immunodeficiëntie) na een periode zonder ziekteverschijnselen van zo'n gemiddeld 10 jaar. Doordat er in de visuele media niet of nauwelijks nog over dit onderwerp werd bericht, zijn de meeste mensen niet op de hoogte van de reeds jarenlange wetenschappelijke controversie ten aanzien van de oorzaak van AIDS. Een verdeeldheid waarbij de discussies steeds feller zijn geworden omdat de officiële theoretische voorspellingen verkeerd bleken te zijn.

Vooraanstaande biochemische wetenschappers, waaronder retrovirus-deskundige Peter Duesberg van de Universiteit van Californië in Berkeley en Nobelprijswinnaar Walter Gilbert waarschuwen al jaren dat er geen enkel bewijs is dat HIV AIDS veroorzaakt. Deze waarschuwingen werden eerst stilzwijgend aangehoord en vervolgens belachelijk gemaakt en verworpen.  Zo publiceerde in 1990 het vakblad Nature een hoogst ongebruikelijke reactie van de gevestigde orde op HIV-gebied, vertegenwoordigd door Robin A. Weiss van het Britse Instituut voor Kankeronderzoek (Institute of Cancer Research) in Londen en Harold W. Jaffe van de Amerikaanse Centra voor Ziektebeheersing (U.S. Centers for Disease Control of CDC). Weiss en Jaffe vergeleken de twijfelaars met personen die denken dat malaria door slechte lucht wordt veroorzaakt. 'Ons …… is verteld,' zo schreven ze, 'dat het human immunodeficiency virus (menselijk immuundeficiëntievirus, oftewel HIV) in de kosmische ruimte is ontstaan, of een genetisch gemanipuleerd virus voor biologische oorlogvoering is, dat op gevangenen werd getest en via hen is verspreid. Naar onze mening zijn de beweringen van Peter H. Duesberg dat HIV helemaal niet de oorzaak van AIDS is net zo absurd.'  Tv-kijkers die in 1993 naar de Day One special over de oorzaak van AIDS van omroepstation ABC keken - bijna de enige keer dat een televisienetwerk iets over de verdeeldheid in meningen uitzond - zagen Robert Gallo, een vooraanstaand verdediger van de HIV-theorie, kwaad van de microfoon weglopen nadat men hem had gevraagd te reageren op de visie van Gilbert en Duesberg.

Degenen die de HIV-theorie t.a.v. AIDS in twijfel trekken zijn wel gewend aan dergelijke uitingen van woede en spot. Al sinds 1984, toen Gallo tijdens een persconferentie van de overheid de ontdekking aankondigde van wat de kranten 'HIV, het virus dat AIDS veroorzaakt' noemen, heeft de HIV-theorie de basis gevormd voor alle wetenschappelijke werkzaamheden rond AIDS. Als deze theorie niet klopt, zijn er miljarden dollars verspild - en is er enorme schade berokkend bij mensen die positief getest zijn op HIV-antilichamen en dus werd verteld dat ze een vroegtijdige en pijnlijke dood moesten verwachten. De woedende reacties op de suggestie dat er misschien een kolossale fout is gemaakt komen niet als een verrassing gezien het feit dat de geloofwaardigheid van en het vertrouwen in de gevestigde biomedische orde op het spel staat. Het wordt echter tijd over het ondenkbare te gaan nadenken, want er zijn tenminste drie redenen aan te voeren om te twijfelen aan de officiële theorie dat HIV AIDS zou veroorzaken.

Ten eerste, terwijl er miljarden dollars zijn uitgegeven, kunnen HIV-onderzoekers nog steeds niet verklaren hoe HIV, een conventioneel retrovirus met een uiterst eenvoudige genetische samenstelling, het immuunsysteem beschadigt, laat staan hoe het een halt kan worden toegeroepen. De huidige impasse staat in schril contrast met het vertrouwen dat in 1984 werd uitgesproken. Destijds dacht Gallo dat het virus cellen direct doodde door ze te infecteren en Amerikaanse overheidsfunctionarissen voorspelden dat er binnen twee jaar een vaccin beschikbaar zou zijn. Tien jaar later is er nog steeds geen vaccin in zicht en de enige zekerheid over hoe het virus het immuunsysteem vernietigt is met vaagheden omgeven.

Ten tweede, bij het ontbreken van enige overeenstemming ten aanzien van hoe HIV AIDS veroorzaakt, is de samenhang tussen beide het enige bewijs dat HIV wel AIDS veroorzaakt. In het gunstige geval is deze samenhang echter imperfect. Er zijn vele gevallen bekend van personen met alle symptomen van AIDS maar die absoluut geen HIV-infectie hebben. Er zijn ook vele gevallen bekend van personen die al 10 jaar met HIV zijn geïnfecteerd en helemaal geen ziekteverschijnselen hebben.

Ten derde zijn de voorspellingen op basis van de HIV-theorie totaal niet uitgekomen. In de Verenigde Staten en Europa heeft AIDS zich niet verder onder de algemene bevolking verspreid. Het beperkt zich daarentegen bijna geheel tot de oorspronkelijke risicogroepen, met name homoseksuele mannen met willekeurige seksuele relaties en drugsgebruikers. Het aantal met HIV geïnfecteerde Amerikanen blijft al jaren constant in plaats van snel te stijgen zoals werd voorspeld, wat suggereert dat HIV een oud virus is dat zich al eeuwenlang onder de mensheid bevindt zonder een epidemie te veroorzaken.

Niemand betwist wat er in het vroege stadium van een HIV-infectie gebeurt. Net als andere virussen vermenigvuldigt HIV zich heel snel en gaat soms gepaard met milde, griepachtige symptomen. In dit stadium, terwijl het virus in overvloed aanwezig is en hooguit op een normale wijze een milde ziekte teweegbrengt, veroorzaakt het geen waarneembare schade aan het immuunsysteem. In tegendeel, het immuunsysteem vecht ertegen zoals het wordt geacht te doen en reduceert het virus al snel tot een te verwaarlozen niveau. Zodra dit is gebeurd, is de primaire infectie voorbij. Als HIV het immuunsysteem vernietigt, gebeurt dat pas jaren nadat het immuunsysteem het praktisch heeft afgebroken. Op dat moment infecteert het virus doorgaans maar heel weinig T-cellen in het immuunsysteem.

Voordat deze feiten volledig waren doorgedrongen, bleven Robert Gallo en zijn aanhangers volhouden dat het virus schade aanricht door cellen direct te infecteren en te doden. In zijn autobiografie van 1991, spotte Gallo met de visies van Luc Montagnier - de ontdekker van HIV - dat het virus alleen AIDS veroorzaakt als het vergezeld gaat van nog niet ontdekte 'medefactoren'. Gallo stelde dat 'Multifactoriëliteit gelijk is aan multi-onwetendheid' en achtte het niet nodig naar bijkomende oorzaken of indirecte causale mechanismen te zoeken en vergelijkt geïnfecteerd worden door HIV met 'een aanrijding door een vrachtwagen'.  

Dat is nu allemaal veranderd. Zoals Warner C. Greene, professor geneeskunde bij de Universiteit van Californië in San Francisco, in september 1993 in Scientific American uitlegde, zien steeds meer wetenschappers af van de theorie van directe celdoding omdat HIV onvoldoende cellen infecteert: 'Zelfs bij patiënten in de latere stadia van een HIV-infectie met een zeer laag aantal T4-cellen, is het aantal cellen dat HIV produceert uiterst miniem - ongeveer 1 op 40. In de vroegere stadia van een chronische infectie doen minder dan 1 op de 10.0000 T4-cellen in het bloed dat. Als het virus de cellen doodt door ze alleen maar direct te infecteren, zou het bijna zeker op ieder gegeven moment een veel groter deel moeten infecteren.

Gallo is nu zelf een van de velen die naarstig op zoek is naar mogelijke cofactoren en indirecte causale mechanismen verkent. Misschien dat het virus op de een of andere manier ervoor zorgt dat andere cellen van het immuunsysteem T-cellen vernietigen of deze ertoe aanzetten zichzelf te vernietigen. Misschien kan het HIV ervoor zorgen dat het immuunsysteem ineenstort, zelfs als het niet erg lang in het lichaam aanwezig is. Zoals Gallo vorig jaar op een AIDS-conferentie stelde: 'De moleculaire mimicry waarbinnen HIV componenten van het immuunsysteem imiteert, zet processen in gang die wellicht kunnen voortduren bij afwezigheid van het verdere totale virus.'  

Onderzoekers zijn er echter niet in geslaagd op basis van experimenten één van de steeds exotischer causale mechanismen die als mogelijke oorzaak worden voorgedragen te bevestigen en zijn het oneens met elkaar welke rivaliserende verklaring het meest aannemelijk is. Toen de New York Times in februari Anthony Fauci - hoofd AIDS-onderzoeker bij de overheid - interviewde, vatte verslaggeefster Natalie Angier zijn opvattingen samen als een soort brouwsel van alle voornaamste mogelijkheden: 'Het [HIV] overprikkelt bepaalde immuun-signaalbanen terwijl het de waarneming van andere ontwijkt.  Ofschoon het virus zich met name lijkt te richten op de befaamde hulpcellen - de T-cellen of CD-4 cellen (afweercellen) - die het kan binnendringen en doden, stimuleert het virus tevens op zo'n ongepaste manier een reactie van andere immuuncellen, dat ze uiteindelijk van uitputting of verwarring compleet in elkaar storten. Geen enkel ander virus heeft zo'n verbijsterd lange lijst met verwoestende eigenschappen op zijn naam staan.

Misschien zijn het wel de HIV-wetenschappers zelf die door te veel over te werken of van pure verwarring in elkaar storten. De theorie wordt alsmaar gecompliceerder zonder dat er een oplossing in zicht is. Dit is een klassiek teken van een degenererend wetenschappelijk paradigma.  Maar naarmate HIV-wetenschappers steeds verwarder raken over hoe het virus verondersteld wordt AIDS te veroorzaken, worden ze steeds standvastiger in hun weigering de mogelijkheid te overwegen dat het misschien niet de oorzaak is. De sporadische keren dat ze vragen over dit onderwerp beantwoorden, verklaren ze dat 'onbetwistbaar epidemiologisch bewijs' heeft aangetoond dat HIV de oorzaak van AIDS is. Het komt er kortweg op neer dat ze zich op deze samenhang verlaten.

De ogenschijnlijke nauwe samenhang tussen AIDS en HIV is hoofdzakelijk een kunstmatige vervorming van de misleidende definitie van AIDS die door de Amerikaanse Centra voor Ziektebeheersing wordt gebruikt. AIDS is een syndroom dat wordt bepaald door de aanwezigheid van één of meer van de 30 afzonderlijke ziektes, wanneer deze vergezeld gaan van een positief resultaat bij een test die antilichamen tegen HIV aan het licht brengt. Dezelfde ziektebeelden worden niet als AIDS gekenmerkt zodra de test op antilichamen negatief uitpakt. Tuberculose met een positief antilichaam wordt als AIDS bestempeld, terwijl tuberculose met een negatief testresultaat gewoon TB genoemd wordt.

De vervorming van de definitie van AIDS maakt een nauwe samenhang met HIV onvermijdbaar, ongeacht de feiten.  Deze situatie werd in 1992 tijdens de Internationale Aids Conferentie in Amsterdam kort aan de kaak gesteld, toen het bestaan van tientallen achtergehouden gevallen van 'AIDS zonder HIV' voor het eerst openbaar bekend werd.  In plaats van de voor de hand liggende implicaties van deze gevallen voor de HIV-theorie te onderzoeken, stopten deskundigen bij de CDC - die al jaren van enkele gevallen op de hoogte waren maar dit buiten de publiciteit hielden - deze tegenstrijdigheid snel in de doofpot door een nieuwe ziekte te verzinnen die ze Idiopatische CD4 Lymphocytopenia (ICL) noemden; een naam die men maar beter snel kan vergeten en gewoon 'AIDS zonder HIV' betekent.

Er doen zich waarschijnlijk in de Verenigde Staten alleen al duizenden gevallen van AIDS zonder HIV voor. Peter Duesberg ontdekte 4.621 gevallen die in de literatuur waren beschreven, waarvan 1.691 in dit land. (Dergelijke gevallen verdwijnen doorgaans uit de officiële statistieken omdat de CDC ze niet langer als AIDS-gevallen beschouwt zodra duidelijk is dat er geen HIV aanwezig is.) In een artikel dat in 1993 in Bio/Technology werd gepubliceerd, documenteerde Duesberg dat de CDC nooit rapport heeft uitgebracht over de daadwerkelijke frequentie waarmee het aantal positieve HIV-testen bij AIDS-gevallen zich voordoet. De CDC erkent dat minstens 40.000 'gevallen van AIDS' zijn vastgesteld op basis van aannemelijke criteria - te weten: op basis van ziektes zoals kaposisarcoom, zonder op antilichamen te testen. Deze ziektes kunnen zich echter voordoen zonder HIV of immunodeficiëntie. Misschien dat bij sommige patiënten bij wie AIDS werd vastgesteld de test negatief zou zijn uitgevallen of was de HIV-test daadwerkelijk negatief. Artsen en gezondheidsdiensten worden gestimuleerd om, als het maar even kan, bij patiënten met AIDS-symptomen de diagnose AIDS te stellen, want krachtens de Ryan White Comprehensive AIDS Resources Emergency (CARE) Act - een wet om medische zorg te verlenen aan Aidspatiënten die zich dat financieel niet kunnen veroorloven - betaalt de federale regering de medische kosten van Aidspatiënten, maar niet die van personen die aan dezelfde ziektes lijden en bij wie de test op HIV-antilichamen negatief uitpakte.

De gestelde samenhang tussen HIV en AIDS vertoont echter onvolkomenheden op een nog fundamenteler niveau. Zelfs al zou de 'AIDS test' bij ieder geval worden uitgevoerd, dan zijn deze tests onbetrouwbaar. Gezaghebbende artikelen in zowel Bio/Technology (juni 1993) als het Journal of the American Medical Association (27 november 1991) hebben aangetoond dat de tests niet gestandaardiseerd zijn en vele 'onechte positieven' opleveren doordat ze op andere stoffen dan HIV-antilichamen reageren. Zelfs als dat niet het geval zou zijn, bevestigen de tests hooguit de aanwezigheid van antilichamen en niet van het virus zelf en al helemaal niet het virus in een actieve, celdelende hoedanigheid. Antilichamen wijzen er doorgaans op dat het lichaam weerstand tegen een virusinfectie heeft geboden en komen lang nadat het virus zelf verdwenen is nog in het lichaam voor.  Aangezien het doorgaans moeilijk is een levend virus te vinden in het lichaam van patiënten die aan AIDS sterven, moeten Gallo en anderen speculeren dat HIV AIDS kan veroorzaken, zelfs als het niet langer aanwezig is en er alleen nog maar antilichamen over zijn.  

Net zoals er gevallen van AIDS zonder HIV voorkomen, doen zich ook gevallen voor van HIV-positieve mensen die ruim 10 jaar gezond blijven en misschien nooit aan AIDS zullen lijden. Volgens het artikel van Greene in Scientific American, 'Is het zelfs mogelijk dat bepaalde zeldzame [HIV] stammen goedaardig zijn. Sommige homoseksuele mannen in de Verenigde Staten die al minstens 11 jaar met HIV besmet zijn, vertonen geen enkel teken van schade aan hun afweersysteem. Mijn collega's ….. en ik bestuderen deze lange-termijn-overlevenden om vast te kunnen stellen of iets bijzonders aan hun afweersysteem deze reactie verklaart of dat ze misschien een avirulente stam van het virus bij zich dragen.'

Deze onjuiste samenhang tussen HIV en AIDS zou de HIV-theorie niet weerleggen als het sterk, onafhankelijk bewijs zou vormen dat HIV AIDS veroorzaakt.  Zoals we hebben gezien, zijn onderzoekers er echter niet in geslaagd een causaal mechanisme vast te stellen. Evenmin zijn ze erin geslaagd het HIV-model te bevestigen door AIDS bij dieren teweeg te brengen. Chimpansees werden herhaaldelijk met HIV besmet, maar bij geen van hen is AIDS ontstaan. Bij gebrek aan een mechanisme of een dierlijk model, is de HIV-theorie slechts gebaseerd op een samenhang die voornamelijk een kunstmatige vervorming van de theorie zelf blijkt te zijn.

Met het oog op het belang van een argument dat deze samenhang staaft, is het frappant dat er geen enkele vergelijkende studie naar drie van de belangrijkste risicogroepen werd uitgevoerd: personen die een bloedtransfusie hebben ondergaan, hemofiliepatiënten en drugsmisbruikers. Twee zogenaamde vergelijkende studies onder groepen mannen in Vancouver en San Francisco beweren dat AIDS zich alleen bij HIV-positieve mannen en nooit bij de 'controlegroep' van HIV-negatieven ontwikkelt. Deze studies zijn niet ontwikkeld om de HIV-theorie te toetsen maar bedoeld om te meten hoe snel bij de HIV-positieve groep homoseksuele mannen AIDS ontstond. Ze hebben geen in andere opzichten soortgelijke personen vergeleken die alleen qua HIV-status verschilden, hebben niet eens gericht op drugsgebruik gecheckt en hebben geen volledig rapport uitgebracht over de frequentie waarmee AIDS-kenmerkende ziektes zich bij HIV-negatieve mannen voordoen. De gevestigde orde van onderzoekers accepteerde deze studies zonder enig commentaar omdat ze de HIV-theorie de broodnodige kracht wilden bijzetten. Maar het belangrijkste punt dat ze zogenaamd bewijzen is al grondig weerlegd: AIDS komt voor bij HIV-negatieve personen.

Volgens de officiële theorie is HIV een nieuw virus dat onder de Amerikaanse bevolking is ontstaan, die geen gelegenheid heeft gehad enige immuniteit op te bouwen.  Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een virusinfectie zich snel zou moeten verspreiden en van de oorspronkelijke risicogroepen (homoseksuelen, drugsverslaafden, mensen die een bloedtransfusie hebben ondergaan) op de algemene bevolking overslaat. Dit is wat overheidsinstanties in vertrouwen hebben voorspeld en tot op de dag van vandaag benadrukken AIDS-campagnes nog steeds het feit 'dat iedereen risico loopt'.

De feiten liggen echter anders. AIDS beperkt zich nog steeds tot de oorspronkelijke risicogroepen en bijna 90% van de Aidspatiënten in de Verenigde Staten betreft nog steeds mannen. Gezondheidswerkers, die constant aan het bloed en de lichaamsvloeistoffen van Aidspatiënten worden blootgesteld, lopen geen groter risico AIDS te krijgen dan de bevolking in het algemeen. De CDC beweert dat er zich onder de miljoenen gezondheidswerkers maar 7 à 8 (slecht gedocumenteerde) gevallen van AIDS hebben voorgedaan, die volgens hen het gevolg waren van beroepsmatige blootstelling. De CDC schat daarentegen dat het per ongeluk prikken met een naald ieder jaar meer dan 1.500 gevallen met een hepatitisinfectie teweegbrengt. Zelfs prostituees lopen geen risico op AIDS, tenzij ze ook drugs gebruiken.

In plaats van een dreiging voor de algemene heteroseksuele bevolking te vormen, beperkt AIDS zich met name tot drugsgebruikers en homoseksuele mannen in specifieke stadswijken. Volgens een rapport uit 1992 van de gerenommeerde Amerikaanse Nationale Onderzoeksraad (U.S. National Research Council), 'Toont de verzameling bewijs aan dat de HIV/AIDS epidemie zich nestelt in ruimtelijk en sociaal geïsoleerde groepen en daarbinnen waarschijnlijk endemisch wordt. Dit beeld gebaseerd op feiten wijkt zo af van wat de theorie voorspelt en vormt een dermate grote bedreiging voor subsidiëring, dat de AIDS-instanties het rapport van de National Research Council praktisch hebben genegeerd en de leugen blijven prediken dat 'AIDS niet discrimineert'.

Niet alleen blijft AIDS met name beperkt tot geïsoleerde groepen in een paar Amerikaanse steden; het aantal HIV-infecties stijgt ook niet. Ofschoon een virus dat zich pas recentelijk heeft geopenbaard bij een ontvankelijke bevolking zich snel zou moeten verspreiden, heeft de CDC jarenlang geschat dat zeker 1 miljoen Amerikanen HIV-positief zijn. Nu lijkt het erop dat het aantal van één miljoen eindelijk eens naar beneden wordt bijgesteld. Volgens een verhaal van Lawrence Altman in de New York Times van 1 maart hebben nieuwe statistische onderzoeken aangetoond dat slechts ca. 700.000 Amerikanen HIV-positief zijn en derhalve de officiële schatting in de loop van deze zomer zal worden verlaagd.

Terwijl het aantal HIV-infecties redelijk stabiel blijft in de Verenigde Staten, beweren functionarissen bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) dat hetzelfde virus zich in Afrika en Azië rap aan het verspreiden is, waardoor een ware 'pandemie' ontstaat die tegen het jaar 2000 minstens 40 miljoen mensen dreigt te besmetten, tenzij de instanties die alarm slaan miljarden dollars tot hun beschikking krijgen om dit te voorkomen. Deze wereldwijde cijfers, met name uit Afrika, worden gebruikt om de hypothese dat 'iedereen risico loopt' in de Verenigde Staten in stand te houden. In plaats dat de Amerikanen wordt verteld dat de AIDS-populatie in dit land voor 90% uit mannen bestaat, zeggen de autoriteiten dat wereldwijd het merendeel van de Aidspatiënten vrouwen zijn. Aangezien de voorspellingen van een massa-epidemie in Amerika en Europa de plank compleet misslaan, gaan AIDS-instanties van de Afrikaanse cijfers uit om hun theorie te staven.

Maar de Afrikaanse cijfers zijn absoluut niet hard te maken en bijna geheel op 'klinische diagnoses' gebaseerd, zelfs zonder inaccurate HIV-testen. In de praktijk betekent dit dat Afrikanen die aan ziektes overlijden die daar al lang heel gewoon zijn - met name ziektes waarbij ze wegkwijnen en die met diarree gepaard gaan - nu het stempel van Aidsslachtoffer krijgen opgedrukt. Statistieken van 'Afrikaanse AIDS' zijn derhalve extreem beïnvloedbaar en getuigen komen naar voren die verkondigen dat de epidemie zwaar overdreven is, zo er al een epidemie bestaat.

In oktober 1993 rapporteerde de Sunday Times in Londen over interviews met Philippe en Evelyne Krynen, beiden hoofd van een 230-koppige medische hulporganisatie in de Tanzaniaanse provincie Kagera. De Krynens hadden in 1989 voor het eerst melding gemaakt van Afrikaanse AIDS en waren er toen van overtuigd dat met name Kagera in de greep van een enorme epidemie was. De daaropvolgende jaren dat zij medisch werk in Kagera verrichtten, heeft hen iets anders doen inzien. Ze kwamen erachter dat wat zij 'AIDS-wezen' beschouwden, slechts kinderen waren die bij familie achterbleven omdat hun ouders waren verhuisd en dat zowel HIV-positieve als HIV-negatieve dorpgenoten aan dezelfde ziektes leden en net zo goed op de behandeling reageerden. Philippe Krynen concludeerde: 'Er is geen AIDS. Het is iets wat verzonnen is. Er zijn geen epidemiologische redenen voor. Wat ons betreft bestaat het niet.'

De opmerking van Krynen vestigt de aandacht op het feit dat AIDS geen ziekte is. Het is daarentegen een syndroom dat zich kenmerkt door de aanwezigheid van één van de 30 afzonderlijke en reeds langer bekende ziektes, in combinatie met de feitelijke of vermoedelijke aanwezigheid van HIV. De definitie van AIDS is in de loop van de tijd veranderd en die van Afrika (waar HIV-testen zelden plaatsvinden) verschilt van die voor Europa en Noord-Amerika. De officiële definitie van de CDC voor AIDS in de Verenigde Staten werd in 1993 enorm uitgebreid om meer federale AIDS-gelden onder zieke mensen te verdelen, met name voor vrouwen met baarmoederkanker. Een direct resultaat was dat in 1993 het aantal AIDS-gevallen meer dan verdubbelde. Zonder de mystiek rond HIV, zou er geen enkele reden zijn om aan te nemen dat slechts één enkele factor de oorzaak is van baarmoederkanker bij vrouwen, kaposisarcoom bij homoseksuele mannen en de afvalziekte (‘SLIM’) bij Afrikanen.

Het HIV-paradigma wordt door geen enkele wetenschappelijke test aangetoond. Onderzoek dat daarop was gebaseerd is er niet in geslaagd in een geneesmiddel of vaccin te voorzien en zelfs niet in een theoretische verklaring voor het mechanisme dat de ziekte veroorzaakt.  Het succes dat de medische wetenschap met AIDS heeft gehad, komt niet voort uit de vruchteloze pogingen om HIV aan te vallen met een giftig antiviraal medicijn zoals AZT, maar door diverse met AIDS in verband gebrachte ziekten apart te behandelen.  Voorspellingen op basis van de HIV-theorie zijn verkeerd voorgesteld of worden slechts door dubieuze statistieken ondersteund die grotendeels op de theorie zelf zijn gebaseerd. De gevestigde orde op HIV-gebied blijft echter stug volhouden dat er niets aan de hand is en wendt zijn macht aan om iedereen met een afwijkende mening, hoe prominent zij ook zijn binnen de wereld der wetenschap, van de discussie uit te sluiten.

Net als andere leiders van de medische gevestigde orde is John Maddox, de redacteur van Nature, een fel voorstander van de HIV-theorie. Verontwaardigd weigerde hij een wetenschappelijk stuk waarin dezelfde punten aan de orde komen als in dit artikel worden besproken. Toen Duesberg voor het eerst zijn bevindingen beargumenteerde in het gerenommeerde vakblad Proceedings of the National Academy of Science, beloofde de redacteur dat er een reactie op zijn document zou komen in de vorm van een artikel dat het orthodoxe standpunt verdedigt.  Deze reactie bleef uit. De redacteuren van gerenommeerde wetenschappelijke vakbladen weigerden zelfs de korte verklaring te publiceren van de Group for the Scientific Reappraisal of the HIV/AIDS Hypothesis, een groep AIDS-ontkenners met 300 leden. In de verklaring staat gewoon dat 'veel biomedische wetenschappers deze hypothese nu in twijfel trekken' en verzoeken om 'een grondige herbeoordeling van het bestaande bewijs voor en tegen deze hypothese'.

Een dergelijke herbeoordeling zou de volgende elementen moeten bevatten:

Zuiver epidemiologische vergelijkende studies van alle belangrijkste risicogroepen: homoseksuelen, drugsgebruikers, personen die een bloedtransfusie hebben ondergaan en hemofiliepatiënten. De studies dienen een onbevooroordeelde definitie van AIDS toe te passen. Al veel te vaak is ons verteld dat AIDS altijd gepaard gaat met HIV, om er vervolgens achter te komen dat dit komt omdat AIDS zonder HIV gewoon anders heet. De studies moeten worden uitgevoerd door personen die zich erop toe willen leggen de HIV-theorie te onderzoeken in plaats van deze te verdedigen. Er is reden om aan te nemen dat grondige vergelijkende studies van met name personen die een bloedtransfusie hebben ondergaan en van hemofiliepatiënten zullen aantonen dat de frequentie waarmee AIDS-kenmerkende ziekten optreden, los staat van de status van HIV.

Een controle van de CDC-statistieken om de vertekening jegens HIV weg te nemen en daarmee ruimte te bieden voor een onpartijdige toetsing van het doorslaggevend epidemiologische bewijs van deze theorie. We moeten onze uiterste best doen te bepalen hoeveel Aidspatiënten daadwerkelijk op antilichamen zijn getest en welke testmethode werd toegepast. Omdat zelfs de meest betrouwbare testen op antilichamen veel onecht positieve resultaten geven, zouden onderzoekers moeten proberen de testen te valideren door willekeurige monsters van Aidspatiënten te onderzoeken, teneinde te bepalen of er grote aantallen HIV-celdelingen in hun lichaam gevonden kunnen worden.  Hiervan zijn statistieken bijgehouden, alsof het de bedoeling was de HIV-theorie te beschermen in plaats van achter de waarheid te komen.  

Onderzoek gericht op de oorzaak van bepaalde ziektes in plaats van op de door de politiek gedefinieerde ratjetoe van ziektes die we nu AIDS noemen. De kankerachtige huidziekte kaposisarcoom (KS) is één van de meest bekende AIDS-kenmerkende aandoeningen, maar de vooraanstaande KS- en HIV-deskundigen Marcus Conant en Robin Weiss zeggen dat er in de Verenigde Staten momenteel onderzoek wordt gedaan onder tientallen KS-gevallen zonder HIV en dat KS bij homoseksuele, mannelijke Aidspatiënten tegenwoordig minder vaak voorkomt dan vroeger. Conant, Weiss en andere AIDS-onderzoekers schrijven KS nu oprecht toe aan een 'onbekende besmettelijke agens' in plaats van aan HIV, maar toch wordt KS nog steeds AIDS genoemd als het in combinatie met HIV voorkomt. Duesberg schrijft KS bij homoseksuele mannen toe aan het gebruik van amylnitriet ('poppers' of drugcapsules) als seksstimulerend middel. Zijn theorie is uitstekend te testen en zou dus een eerlijke kans moeten krijgen. Een ander voorbeeld: hemofiliepatiënten in het Aidstijdperk leven langer dan ze ooit in het verleden hebben gedaan, maar overlijden nog vaak aan aandoeningen die samenhangen met het verkrijgen van de bloedconcentratie 'Factor VIII'. Onderzoek dat in februari in The Lancet werd gepubliceerd bevestigt eerdere rapporten dat symptomen die als AIDS worden gediagnosticeerd het beste behandeld kunnen worden door in een uiterst zuivere vorm van Factor VIII te voorzien. Onderzoekers zouden moeten bestuderen wat voor rol onzuivere bloedproducten spelen bij het veroorzaken van ziektes bij hemofiliepatiënten, zonder het vertekende beeld dat ontstaat door er klakkeloos vanuit te gaan dat - iedere keer als er een HIV-positieve hemofiliepatiënt ziek wordt - dit aan HIV te wijten is.  

Een kritische herbeoordeling van de AIDS- en HIV-statistieken in Afrika en Azië. Onderzoekers zouden nieuwe, vergelijkende studies van representatieve Afrikaanse volkeren moeten uitvoeren om de samenhang te toetsen tussen chronische HIV-infectie en de frequentie waarmee AIDS-kenmerkende ziektes zich voordoen. Het is niet voldoende uit te gaan van een 'veronderstelde diagnose' of extrapolaties van enkelvoudige testen op antilichamen, waarvan inmiddels overbekend is dat deze veel onecht positieve resultaten genereren.

De gevestigde orde op HIV-gebied en hun bondgenoten bij de media hebben op diverse specifieke kritische opmerkingen over de HIV-theorie gereageerd zonder deze echter serieus te nemen. Ze hebben nog nooit in een toonaangevend artikel voorzien dat bewijst dat HIV werkelijk de oorzaak is van AIDS, dat wil zeggen een artikel dat niet al begint door van een geschilpunt uit te gaan. De HIV-theorie werd tijdens de officiële persconferentie van Robert Gallo als vaststaand feit aangenomen, nog voordat er zelfs artikelen in Amerikaanse vakbladen waren gepubliceerd. Sindsdien was de onderzoeksagenda concreet bepaald en sceptici werden als vijanden behandeld, compleet genegeerd of afgestraft. Daarmee zijn de zelfcorrigerende wetenschappelijke processen afgebroken en journalisten wisten niet hoe ze keiharde vragen moesten stellen. Na 10 jaren van tekortkomingen wordt het hoog tijd alles nog eens goed onder de loep te nemen. *

Biochemicus Charles A. Thomas Jr. is voorzitter van de Helicon Foundation in San Diego en secretaris van de Group for the Scientific Reappraisal of the HIV/AIDS Hypothesis. Kary B. Mullis kreeg in 1993 de Nobelprijs voor Chemie voor zijn ontdekking van de polymerase-kettingreactietechniek om DNA te detecteren, wat gebruikt wordt om naar HIV-fragmenten in Aidspatiënten te zoeken. Phillip E. Johnson is de Jefferson E. Peyser Hoogleraar Rechten bij de Universiteit van Californië in Berkeley.

Er zijn diverse reacties op dit artikel gepubliceerd, als antwoord van de schrijvers. U vindt ze hier.

Laatste artikelen

Child Sacrifice and Trafficking in Holland, and Abroad: An Eyewitness Comes Forward and Names her Torturers
  Child Sacrifice and Trafficking in Holland, and Abroad: An Eyewitness Comes Forward and Names her Torturers Posted on May... meer >

Psychiatriebijbel dient vooral farmaceutische industrie
Psychiatriebijbel dient vooral farmaceutische industrie De psychiatriebijbel en de ziektereligie die ermee wordt verspreid di... meer >

Wetenschap beperkt door (onjuiste) vooronderstellingen? (video)
'Beoefening van wetenschap wordt beperkt door aannames' (video) donderdag, 21 maart 2013      Veel onderzoekers ne... meer >