Door: clueless | Datum: 17-09-2009 | Laatst gewijzigd: 17-09-2009 | Gezondheid
“Wij moesten Peter Duesberg in diskrediet brengen”
tekst: Jon Rappoport
datum: 21 februari 2003
gevonden op: www.rumormillnews.com
vertaling: Gert
Dit is deel drie van een reeks over de AIDS-mythe: de geheime campagne om HIV in stand te houden als veroorzaker van AIDS.
In het voorjaar van 1987 realiseerde Ellis Medavoy (propaganda consultant) zich dat zijn doelstellingen risico liepen door een viroloog aan de Universiteit van Berkeley, genaamd Peter Duesberg. Die had kort daarvoor een lang artikel gepubliceerd in het tijdschrift ‘Cancer Research’, dat stelling nam tegen de gedachte dat HIV de oorzaak zou zijn van AIDS.
Duesberg was niet de eerste de beste. Op zijn gebied was hij een topper en hij beschikte over fondsen om zijn onderzoeken te ondersteunen. In Berkeley had hij een laboratorium en promoventen stonden in de rij om deel uit te kunnen maken van zijn team. Bovendien was Duesberg een erkend expert op het gebied van retrovirussen.
Hij was, op zijn eigen manier, qua prestige de gelijke van Robert Gallo. Duesberg had samengewerkt met zowel Gallo als Montagnier in het mislukte ‘Viral Cancer Project’, een poging aan te tonen dat kanker wordt veroorzaakt door retrovirussen.
Duesberg had zich uit dat project terug getrokken. “Het was me duidelijk dat het tot niets zou leiden,” vertelde hij me. “Die virussen waren interessant, maar ik begreep dat ze niet van werkelijk belang waren in het kader van kankeronderzoek. Gallo en de anderen bleven echter aan het project deelnemen op grond van hun persoonlijke afwegingen. Ik was blij dat ik er uit was gestapt. Weliswaar tot op zekere hoogte teleurgesteld, maar ik had gezien wat er te zien was.”
Medavoy sprak zich er als volgt over uit: “Duesberg was onvoorspelbaar. Het was duidelijk dat een van ons dat zou zijn, en hij was het. Hij keek dwars door de propaganda heen die we verspreidden onder het mom van wetenschap. Hij pakte HIV aan vanuit de optiek van een onderzoeker en wat hij vertelde klopte ook. Overigens realiseerde hij zich niet dat er op hoog niveau een intensieve propagandacampagne op touw was gezet om HIV te ‘beschermen’ als oorzaak van AIDS.
Hij was een wetenschapper. Hij kende het verschil tussen serieus en slecht onderzoek, of zelfs bedrog. En HIV was, vergis je niet, vanaf de allereerste dag bedrog.”
In zijn document over kankeronderzoek had Duesberg een aantal beweringen gedaan. Eén van de belangrijkste daarvan was dat HIV hooguit een heel klein percentage van het immuunsysteem (T-cellen) zou kunnen infecteren. Dit leidde tot niets. Als HIV het immuunsysteem kon vernietigen dan zou daar meer voor nodig zijn.
Duesberg verzette zich ook tegen de tegenstelling die ten grondslag lag aan de HIV-tests. Hij constateerde dat bij de test het bloed werd onderzocht op de aanwezigheid van antilichamen die waren ontstaan door het menselijk afweersysteem tegen HIV. De aanwezigheid van dergelijke antilichamen werd geďnterpreteerd als een voorteken dat iemand een volledige AIDS-conditie zou ontwikkelen en daaraan zou sterven. Anderzijds echter zou een vaccin tegen AIDS dezelfde antilichamen produceren en in dat geval zou zo’n persoon immuun tegen AIDS worden verklaard.
Medavoy: “Duesberg had daarin gelijk. Hij begreep dat de HIV-test volkomen waanzin was. Hij maakte de onderzoekswereld duidelijk dat ze verstrikt waren geraakt in bedrog en wij moesten dus met spoed de schade zien te beperken.”
Duesberg was niet het enige probleem. Er werden meer mensen wakker op Berkeley. Harry Rubin, één van de werkelijk groten op het gebied van virologie, was bereid om zijn idee publiek te maken dat er een ‘second opinion’ nodig was met betrekking tot HIV. Richard Strohman, een celbioloog aan dat instituut, was evenmin tevreden met de iets te eenvoudige kroning van Gallo als de ontdekker van de oorzaak van AIDS. Bovendien was er nog die onorthodoxe professor in de rechtswetenschappen, Phillip Johnson, die meer dan bereid was om aan het geruzie deel te nemen. Niet alleen was hij het met Duesberg eens, hij zorgde er ook voor dat de argumenten tegen HIV op een meer gestructureerde manier naar buiten werden gebracht dan Duesberg dat, middels gesproken fora, tot dan toe had gedaan.
Uiteindelijk groeide de groep uit tot meer dan 300 wetenschappers en journalisten die een kort document ondertekenden waarin werd duidelijk gemaakt dat HIV-wetenschap mank ging en geheel moest worden herzien door onpartijdige personen. Eén van de ondertekenaars was Kary Mullis, een genomineerde voor de Nobelprijs, die de PCR-test voor DNA had uitgevonden. Mullis was onverbiddelijk als het aankwam op HIV en maakte geen onderscheid in wie hij aanpakte.
In 1987 was het echter voornamelijk Duesberg die het voortouw nam tegen de nepwetenschap. Zijn voornaamste bondgenoot was Harvey Bialy, de wetenschapsredacteur van Bio/Technology, een zusteruitgave van Nature, een hoog gewaardeerd medisch tijdschrift. Bialy walgde van de overhaaste conclusies naar aanleiding van Gallo’s ongefundeerde claims dat HIV de oorzaak zou zijn van AIDS.
Hij was bepaald niet iemand met wie je op papier de strijd moest aangaan. Hij vond het aardig om juist datgene te doen waar de meeste carričremakers in de wetenschap een broertje aan dood hadden: hij las belangrijke documenten met betrekking tot HIV tot in detail door en maakte dan punt voor punt brandhout van de argumenten. Net als Duesberg las hij de kleine lettertjes en de sectie over de onderzoekstechniek en hij was vernietigend in zijn kritiek. Bialy nam waar dat op een gebied (virologie) waar voorheen levendig en diepgaand werd gediscussieerd, AIDS het voornaamste onderwerp van gewauwel was geworden. Persconferentiewetenschap. Leeghoofdwetenschap. Wetenschap bij de gratie van fondsenwerving.
In 1987 was het Ellis Medavoy’s taak om HIV te beschermen tegen alle schadelijke invloeden en hij vertelde me dat hij daar een beetje genoeg van kreeg. Hij wilde ermee stoppen en was bereid zijn lange carričre te eindigen als een van de bad guys, voornamelijk omdat hij begreep dat er een ontwikkeling was naar ontvolking en dat dit tientallen jaren in beslag zou nemen. Dat ging verder dan hij had bedoeld.
Medavoy was een beetje instabiel, om het maar eens zo uit te drukken. De ene dag wilde hij de handdoek in de ring gooien, de andere nam hij een uiterst arrogante houding aan ten aanzien van de rest van de mensheid. Hoe dan ook, voordat hij er uiteindelijk mee stopte, begon hij me toch te vertellen waar hij mee bezig was en, in enkele gevallen, hoe hij dat deed.
Ellis Medavoy en zijn collega’s hadden behalve Peter Duesberg nog een ander probleem. Door de inzet van bepaalde ‘subversieve verslaggevers’ (je mag raden wie daartoe behoorde) kwamen er geforceerd contacten tot stand met de alternatieve gezondheidsgemeenschap. Sommige van die activisten, met hun specifieke gedachten over de relatie tussen ziektes en bacillen, raakten nogal opgewonden na berichten over nep-HIV-wetenschap. Bovendien waren er mensen die de diagnose HIV seropositief hadden gekregen of zelfs een AIDS-aanduiding, die dit uitstekend overleefden omdat ze hun gezondheid in acht namen. Zij wezen het hele HIV-idee van de hand, hielden zich lichamelijk fit, stopten met recreatieve drugs, namen voedselsupplementen, en zo voort. Ook hielden ze zich ver van AZT.
Deze mensen waren het levend bewijs van een sensationeel soort van genezing en als DAT bekend werd zou het hele kaartenhuis instorten.
Medavoy vertelde: “Veel van wat we in die periode deden was het voorkomen dat dingen in druk zouden verschijnen. Vaak is dat belangrijker dan het verspreiden van leugens. Er waren nogal wat kranten en tijdschriften die op het punt stonden om Duesberg in de gelegenheid te stellen zijn ideeën wereldkundig te maken. Dissidente wetenschappers wijzen HIV als de oorzaak van AIDS af. Daarom startten we een gezamenlijke actie om dat te voorkomen.
De wetenschappers aan het NIH (National Institutes of Health) hadden het meest te verliezen wanneer Duesberg voet aan de grond zou krijgen, dus lieten we hen de public relations doen bij de afwijzing van Duesberg’s theorie. Dat daarbij een vorm van karaktermoord werd toegepast vonden we wel fijn.
Op deze manier kregen we ‘betrouwbare bronnen’, waarmee we die kranten en tijdschriften benaderden. We maakten hen duidelijk dat het publiceren van positieve artikelen over Duesberg GEVAARLIJK en ONVERANTWOORDELIJK was. Dat was onze bijdrage. We lieten onze mensen zeggen dat duizenden mensen zouden kunnen sterven wanneer ze niet langer geloofden dat HIV de oorzaak van AIDS was. Promiscuďteit zou wilder om zich heen grijpen dan ooit, mensen zouden geďnfecteerd raken, ziek worden en het virus nog verder verspreiden. We bleven er op hameren en intimideerden het merendeel van die media. Het lukt voor het grootste deel.
“Er was natuurlijk de vervelende, almaar groeiende, lijst van AIDS-overlevers; mensen die de HIV-theorie afwezen en hun gezondheid weer op peil brachten zonder medicatie. We probeerden lopende verhalen over dergelijke gevallen in het oog te houden en ventileerden dat die mensen ‘excentrieke vegetariërs’ waren, ‘anekdotische voorbeelden die nog niet waren bestudeerd door echte wetenschappers’, ‘publiciteitszoekers’, en zo voort.
We vertelden dat een aantal van hen sowieso nooit echt HIV-positief waren geweest. Het was gewoon prijsschieten en we slaagden heel aardig in onze doelstellingen. Sommige verhalen over die overlevenden bleven verschijnen, maar de algemene toon was ‘die-en-die is een merkwaardige curiositeit en wetenschappers bestuderen waarom hij al zo lang doorleeft zonder ziek te worden en dit zou best een belofte voor de toekomst kunnen zijn’. Je kent het wel, dat soort kul.”
Nog een citaat van Medavoy over de AIDS-zwendel:
”Ik kende meer doelstellingen die een rol speelden bij het overhalen van onderzoekers om voor een nieuwe standaard voor HIV en ziekte te lobbyen en die ingevoerd te krijgen, helemaal gebaseerd op T-cellen. (opm: deze ‘innovatie’ kwam pas veel later dan 1987). Tests zouden uitwijzen of iemand aan het ‘ziek worden’ was of dat zijn toestand juist ‘verbeterde’ nadat hij zijn AZT had geslikt, simpelweg door meting van het aantal T-cellen (onderdeel van het immuunsysteem). Deze onderzoekers wisten en waren daar zelfs op geďnstrueerd, dat T-cellen normaal gesproken doorlopend wijzigen. Op en neer, afhankelijk van factoren als de tijd van de dag waarop de test wordt afgenomen. Het was een nieuw voorbeeld van quasi-wetenschap en ze buitten dat uit. Ik zal een voorbeeld geven. Iemand heeft te horen gekregen dat hij HIV-seropositief is en, hoewel hij beslist niet ziek is, wordt hij elke paar maanden getest op z’n hoeveelheid T-cellen. Vroeg of laat daalt die waarde en je mag er op rekenen dat de ‘patiënt’ in zo’n geval officieel als AIDS-lijder wordt gediagnosticeerd. Als hij al niet aan de AZT was gaat dat op dat ogenblik gebeuren.”
Halverwege de jaren negentig kreeg Peter Duesberg geen overheidsfondsen meer. Zijn hoofdlaboratorium in Berkeley bestond niet meer. Promoventen werd duidelijk gemaakt dat hun carričre gevaar liep als hun naam met die van Duesberg in verband kon worden gebracht.
Jaren daarvoor had Robert Gallo me al verteld: “Het probleem met Peter is, dat hij anders is. Hij is intelligent en hij gaat zijn eigen richting. Soms is dat ... ongebruikelijk, vreemd zelfs. Hij kan met opzet moeilijk doen, weet je. Alsof hij een pose aanneemt waarmee hij iedereen uitdaagt. Hij is een bijzonder mens.”
Ironisch genoeg kwamen die woorden uit de mond van de tirannieke en arbitraire Gallo, de man die zich een niet-bestaand virus had toegeëigend.
Jon Rappoport